Waling Dijkstra 1821-1914

Fries schrijver en voordrachtskunstenaar.

Waling Gerrits Dijkstra werd op 14 augustus 1821 geboren in Vrouwenparochie als zoon van een bakker. En Waling was dan ook voorbestemd om zelf bakker te worden. Zijn ouders huurden in 1824 een bakkerij in Spannum. Waling bleef in eerste instantie bij zijn grootvader wonen in Vrouwenparochie maar kwam ook regelmatig in Spannum en ging daar ook op de lagere school. Over zijn schooljaren in Spannum schreef hij later dat dit een grote wilde boel was. De schoolmeester was nauwelijks in staat de kinderen iets te leren.

In 1840 nam hij de bakkerij over maar hij had niet veel plezier in het vak. Zijn klanten konden zijn brood niet erg waarderen en Waling had al snel genoeg van al het geklaag over zijn brood. Hij schreef het volgende gedicht daarover :

Der komme eltse dei in bulte kleijers. Dan is myn brea net nôch, dan is ’t to weak fan daei, Dan binn’ de bôllen skier, dan binn’ de stuten taei. Dan binn’ bakken hurd, de krintepofkes knarsich, Dan is myn brea to toar, to simmilich of to moassich. Dan is myn kleinguod sûr, oft smakket nei de gêst,
Dan ha’k to gjirrig oer sukkade en krinten west. Dan seit de ien: it brea mat better trape wurde, ‘t Is lang net ticht genôch, “ hwa soe dy praetsjes hurde ! By boer of boarger, oft de bakker krijt der fan,
Dus lju dy’t jonges ha, dy jow ik dit to rieden, Om nea in brave soan as bakker op to lieden, Dy’t faer of moer formoarde en al syn neiste bloed, dy is, dat hâld ik fol, foar bakker noch to goed.

In 1853 verkocht hij de bakkerij en probeerde de kost te verdienen als schrijver. Hij heeft tijdens zijn leven een aantal belangrijke initiatieven genomen die van grote invloed waren op het voortbestaan en de ontwikkeling van de Friese taal. Waling was zeer geïnteresseerd in literatuur en publiceerde al voor hij achttien was enkele Friese ballades. Hij liet zich inspireren door de Friese volksverhalen en gedichten, die vanaf 1834 werden gepubliceerd door Eeltje en Joost Hiddes Halbertsma. Waling was een voorvechter voor de Friese taal en schreef zijn gedichten en volksliederen meestal in het Fries.

db_spannum_15742080009461922.jpg In zijn Spannumer tijd schreef hij op een mooie zomerdag zijn mooie en zeer bekende lied Simmermoarn, bestaande uit 4 coupletten.

Hwat bistou leaflik rizende simmermoarn ! ’t Opgeande sintsje laket my oan.
‘Hoantsje kraait kûkelû, ’t douke ropt rûkûkû. Ik wol ek sjonge fleurich fan toan.
Alles wat libbet docht der nou sines bij, Fôltsjes en kealtsjes, hynders en kij.
Guoskes dy’t snetterje, skiepkes dy’t bletterje, Lamkes dy’t springe, nuvere blij.
‘t Ljurkje yn’e wolken, d’ eintsjes yn’t lizich wiet. Moskjes en sweltsjes, elts sjongt syn liet.
Earbarren klapperje, ljipkes wjukwapperje, Skries op ‘e hikke ropt grito-griet.
‘k Woe foar gjin gûne dat ‘k jit te sliepen lei, ’t Is my sa noflik ier op ‘e dei.
Protters dy’t tsjotterje, eksters dy’t skatterje: Alles is fleurich, ik bin it mei.

Waling trouwde in 1850 met Hinke Huizinga, met wie hij samen een zoon kreeg. Helaas overleed Hinke in 1851 en een jaar later ook zijn zoon. In 1855 trouwde hij opnieuw, met Afke Jans de Boer en met haar kreeg hij elf kinderen.

Om voor de grote huishouding de kost te verdienen schreef Waling Dijkstra veel.

In 1856 trad Waling in dienst bij Telenga’s boekhandel en uitgever in Franeker en verhuisde naar Franeker. Vanaf die tijd zou Waling Dijkstra volledig in zijn onderhoud voorzien door schrijven, het houden van voordrachten en het werk in de boekhandel en uitgeverij. In 1861 vestigde hij zich als zelfstandige boekhandel in Holwerd. Van omstreeks 1860 tot 1885 was hij ’s winters bijna elke avond ergens in de provincie om voordrachtsavonden te geven, de zogenoemde Frieske Winterjoenenochten , die zeer populair werden.

In 1885 werd hij belast met de eindredactie van het Friesch Woordenboek. In 1892 werd het eerste deel van een bundel Friese volksverhalen, getiteld Uit Friesland’s volksleven van vroeger en later, uitgebracht. En in 1896 het tweede deel, samen bijna 900 bladzijden over volksverhalen, sprookjes en gezegden. Ook was hij een van de eersten die zich toelegde op het schrijven van kinderboeken.

Waling Dijkstra kwam uit een orthodox-protestantse geloofsgemeenschap, maar koos op jonge leeftijd voor het modernisme en in politiek opzicht voor het liberalisme. En streed voor eenvoud en waarheid als burgerlijke deugden.

Van calvinistische zijde ondervond hij veel kritiek vanwege de wijze waarop het de christelijke huichelarij in schijnheiligheid bespotte, in het bijzonder de predikanten. Hierdoor was hij niet geliefd onder de gelovigen.

Waling Dijkstra werd algemeen geëerd als grote man van de Friese beweging. Zijn liederenbundel uit 1848 werd meerdere malen herdrukt en dit gebeurde ook met zijn romans. Ook de Winterjoenenochten ontwikkelden zich als een nieuw genre en werden tot 1920 beoefend. Diverse door hem opgezette of gedirigeerde bladen en jaarboekjes vonden een brede verspreiding. Zijn werk aan de Friese spelling is van veel betekenis geweest, net als zijn folkloristisch werk.

Werken en activiteiten

  • Schrijver van o.a.
  • 2 verzamelwerken van totaal 900 bladzijden over de Friese volkskunde
  • 5 Friese liederenbundels
  • Jeugdboekjes
  • 5 romans
  • 25 toneelstukken
  • Vertalingen en bewerkingen voor het Friese toneel van 8 toneelstukken
  • 6 verhalen en een dialoog in het Bildts.
  • Voordrachtskunstenaar
  • Initiatiefnemer en redacteur van verschillende Friese tijdschriften
  • Lid van de redactie van het jaarboekje De Bye-Koer
  • Journalist voor de krant Friesche Volksblad
  • Schreef voor diverse verenigingsbladen
  • Verzamelaar van volksverhalen
  • Eindredacteur Friesch woordenboek

© Foto voorblad: Wikipedia

Waling Dijkstra 1821-1914
©: Wikipedia

Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsbelang Spannum)